Photo: Formafantasma.
Bert Bakker, Amsterdam 1981
De steden en de ogen. 5.
Als je de rivier bent doorgewaad en de pas over bent, sta je ineens voor de stad Moriana met haar albasten poorten, doorschijnend in het zonlicht, haar koralen zuilen die de met serpentijn belegde voorgevels ondersteunen, haar villa’s die helemaal van glas zijn als aquaria waarin de schaduwen zwemmen van danseressen met verzilverde schubben onder kwalvormige lampen. Als het niet je eerste reis is weet je al dat steden als deze een keerzijde hebben; je hoeft maar een halve cirkel te lopen of je staat oog in oog met het verborgen gezicht van Moriana, een vlakte oud roest, jute, staven vol puntige spijkers, beroete buizen, bergen blikken, blinde muren met verkleurde opschriften, het geraamte van steolen zonder zitting, touwen die allen nog maar goed zijn om je op te hangen aan een verrotte balk. Het lijkt of de stad zich van de ene kant naar de andere in perspectief voortzet en haar repertoire van beelden vermenigvuldigt: maar zij heeft geen substantie, zij bestaat alleen maar uit een boven- en een onderkant, als een blad papier, met een afbeelding aan deze kant en een aan de andere kant: zij kunnen niet van elkaar los en elkaar ook niet zien.
De steden en de hemel. 3.
Wie in Tecla aankomt, ziet weinig van de stad, achter planken schuttingen, beschermingen van jute, stellingen, metalen constructies, houten bruggen aan kabel of op stutten, ladders en steigers. Op de vraag: ‘Waarom gaat de bouw van Tecla zo lang door?’ gaan de bewoners gewoon door met het ophijsen van emmers, het neerlaten van loodlijnen, het op en neer bewegen van kwasten. ‘Opdat het verval niet begint’, antwoorden ze. En als je ze vraagt of ze niet bang zijn dat de hele stad begint af te brokkelen en in stukken te vallen zodra ze de balken weghalen voegen ze haastig, op fluistertoon toe: ‘Niet alleen de stad.’ Als iemand, ontevreden over hun antwoorden, tuurt door een spleet in de afrastering, ziet hij hijskranen die ander hijskranen ophijsen, geraamtes die andere geraamtes bekleden, balken die andere balken steunen. ‘Wat voor zin heeft jullie bouwen?’ vraagt hij. ‘wat is het doel van een stad in aanbouw als er geen stad is? Waar is het plan dat jullie volgen, het ontwerp?’ ‘We laten het je zien zodra de werkdag om is, nu kunnen we niet stoppen,’ antwoorden zij. ‘Het werk stopt bij zonsondergang. de nacht valt over het bouwterrein. Het is een nacht vol sterren. Dat is het ontwerp,’ zeggen zij.