Sun 1991, oorspronkelijke uitgave 1954.
1
Tot het wonen geraken we blijkbaar door te bouwen. Dit laatste, het bouwen, heeft het eerste, het wonen ten doel. Toch zijn niet alle gebouwen tevens woningen. Brug en vliegveldhal, stadion en elektrische centrales zijn gebouwen, maar geen woningen; treinstation en autosnelweg, stuwdam en markthal zijn gebouwen, maar geen woningen. Toch horen vermelde gebouwen tot het domein van ons wonen. Dat reikt over deze gebouwen heen en is toch niet weer beperkt tot de woning. De vrachtwagenchauffeur is op de snelweg thuis, maar heeft er niet zijn onderkomen: de arbeidster is thuis in de spinnerij, maar heeft er niet haar woning; de ingenieur-directeur is thuis in de elektrische centrale, maar woont er niet. De vermelde gebouwen huisvesten de mens. Hij bewoont ze en toch woont hij er niet in, als wonen alleen maar betekent dat we een onderdak hebben. In de huidige woningnood is dit trouwens al geruststellend en verheugend; flatgebouwen bieden wel onderdak, woningen kunnen tegenwoordig zelfs goed zijn ingedeeld, gemakkelijk te onderhouden, niet te duur en zo open mogelijk voor lucht, licht en zon. Houden woningen echter reeds de garantie in dat men er woont? De gebouwen die geen woningen zijn, blijven van hun kant evenwel bepaald door het wonen, voorzover ze bijdragen tot het wonen van de mensen. Zo zou dus het wonen in elk geval het doel zijn dat al het bouwen leidt. Wonen en bouwen staan tot elkaar in betrekking als doel en middel…
2
… Het wezen van het bouwen is het laten wonen. De wezenlijke voltrekking van het bouwen is het inrichten van oorden door het toevoegen van haar ruimten. Alleen als we vermogen te wonen, kunnen we bouwen. Denken we even aan een hoeve in het Zwarte Woud die twee eeuwen geleden nog door een landelijk wonen werd gebouwd. Hier heeft de intensiteit van het vermogen om hemel en aarde, de goddelijken en de stervelingen, eenvoudig in de dingen aan te brengen.
Alleen als we vermogen te wonen, kunnen we bouwen…
3
… Men spreekt allerwegen en terecht over woningnood. Men spreekt er niet alleen over, men doet er iets aan. Men probeert de nood te lenigen door woningen te verschaffen, door het bevorderen van de woningbouw en door de organisatie van het hele bouwbedrijf. Maar hoe hard ook en hoe bitter, hoe fnuikend en bedreigend het tekort aan woningen ook is, de eigenlijke nood van het wonen bestaat niet in de eerste plaats in het gebrek aan woningen. De eigenlijke woningnood is ook ouder dan de wereldoorlogen met hun ruines, ouder ook dan de bevolkingsgroei op de aarde en de situatie van de industriearbeiders. De eigenlijke nood van het wonen is hierin gelegen dat de stervelingen het wezen van het wonen altijd eerst weer zoeken, dat ze het wonen eerst moeten leren.